
Luistervaardigheden
In de leerlijn van de luistervaardigheden onderscheiden we 2 grote componenten: het begrijpend en het technisch luisteren.
De ontwikkeling van luistervaardigheden is heel belangrijk als voorbereiding op het leren lezen.
Voorbereiding op lezen
De voorbereiding op het leren lezen start in de kleuterklas met zowel technische als begrijpende luistervaardigheden.
Bij het begrijpend luisteren gaat het over het inhoudelijke aspect van wat je hoort. Er wordt een geluid of woord of zin gehoord en we moeten begrijpen wat dit ons wil zeggen. Begrijpend luisteren is een denkactiviteit die beïnvloed wordt door verschillende factoren. Hoe groter de aanwezige kennis van de wereld en de daarbij behorende woordenschat, hoe beter een tekst begrepen zal worden. Een andere factor die een rol speelt, is de kennis van taal, die is en wordt opgedaan door te spreken, te luisteren en door voorgelezen te worden. Daarnaast is ook de ervaring met en kennis over geschreven taal van belang: geschreven taal kan gelezen worden en vertelt een ‘boodschap’. Tot slot zijn er ook kindfactoren, zoals motivatie, interesse, zelfvertrouwen en intelligentie die een invloed hebben op het begrijpend luisteren.
Bv. De reus en de kabouter spelen in het bos.
De luisteraar weet wie de personages zijn. Hij begrijpt waar het zich afspeelt en wat er gebeurt.
​
Naast het begrijpend luisteren zijn er ook de technische luistervaardigheden waarbij we de focus leggen op de vormelijke aspecten van taal. We houden hier geen rekening met de betekenis van de woorden. Integendeel… de luisteraar moet loskomen van de inhoud om zich op de vorm te kunnen richten. Alle vaardigheden die met technisch luisteren te maken hebben, vind je onder ‘fonologisch en fonemisch bewustzijn’.
Bv. De reus en de kabouter spelen in het bos.
De luisteraar weet bijvoorbeeld dat /kabouter/ het langste woord is in de zin.
Ze kunnen een rijmwoordje zoeken op /bos/. Ze kunnen het woord /spelen/ in twee stukken hakken.
Kennis over de vorm van taal is van groot belang voor het technisch leren lezen in het eerste leerjaar.
Naast luistervaardigheden moeten kleuters ook letterkennis opdoen. Het gaat hierbij onder andere om het kunnen aanwijzen en benoemen van letters en het herkennen van letters in woorden.
De technische luistervaardigheden (fonologisch en fonemisch bewustzijn) en letterkennis zijn voorwaarden om te starten met het leren lezen in het eerste leerjaar. Als deze vaardigheden voldoende aangeleerd en geoefend zijn, zal een leerling er gemakkelijker toe komen de klank-tekenkoppeling te maken (wat je hoort koppelen aan wat je ziet) om vervolgens de elementaire leeshandeling (grafemen verklanken en fonemen samenvoegen tot een woord) te kunnen stellen, waarna het automatiseren van het leesproces kan starten.
Technische en begrijpende luistervaardigheden zijn niet los te koppelen van elkaar. Met andere woorden, je start niet met het ene om dan over te gaan naar het andere. Ook als in het eerste leerjaar gestart wordt met het technisch lezen, blijft het van belang in te zetten op luistervaardigheden. Leerlingen zijn immers niet van bij de start in het leesproces in staat moeilijke teksten zelf te lezen, laat staan te begrijpen wat ze lezen.
Het uiteindelijke doel van het leesonderwijs is dat leerlingen de drie niveaus van leesvaardigheid onder de knie hebben.
In dit filmpje leer je meer over luistervaardigheden.

Begrijpend luisteren
Bij het begrijpend luisteren gaan we in op de inhoud van wat beluisterd wordt.
Het gaat om het begrijpend en het verwerken van beluisterde boodschappen.


In het technisch luisteren gaan we aan de slag met de vorm van wat we beluisteren. Hier gaat het over het herkennen van lange en korte woorden, geluiden, onderscheiden van klanken... We beluisteren de opbouw van woorden en zinnen.

Letterkennis is niet luisteren,
maar ook wel heel belangrijk.
Om jonge kinderen te helpen naar het leren lezen toe, is het belangrijk om naast het fonemisch bewustzijn ook aandacht te schenken aan letterkennis. Het gaat hierbij om oefeningen die te maken hebben met het herkennen van letters, het benoemen van letters en het aanwijzen en benoemen van letters in woorden. Daarnaast kunnen kinderen er ook toe aangemoedigd worden letters te ‘schrijven’, waarmee bedoeld wordt dat jonge kinderen voeling krijgen met de vorm van letters.
Voorbeelden: met de vinger in het zand schrijven, letters kleien...
Bij voorkeur laat je kleuters geen letters overschrijven, omdat het hier over een motorisch andere handeling gaat dan het schrijven van het vloeiend schrift in de lagere school. Kinderen in de kleuterklas blokletters laten schrijven is een handeling die ook weer afgeleerd zal moeten worden.
Op het einde van de derde kleuterklas zouden leerlingen idealiter een 15-tal letters productief moeten kennen.
Het aanbieden van letters gebeurt het best niet geïsoleerd. Je kan bijvoorbeeld om de drie dagen een nieuwe letter introduceren en die integreren in het geheel van je klaspraktijk (verrijking in de hoeken, de letter aanwijzen en benoemen in een verhaal, op de kalender...).


Teken-klankkoppeling
Teken-klankkoppeling verwijst naar de relatie tussen klanken (fonemen) en tekens (grafemen).
Bij aanvankelijk lezen passen leerlingen de elementaire leeshandelingen toe. Dat wil zeggen dat een leerling een woord in grafemen kan splitsen en die correct kan koppelen aan klanken (fonemen) om uiteindelijk het woord te herkennen. Daarbij moet de leerling verder kijken dan enkel de betekenis van dat woord en zich richten op de vorm.
In eerste instantie worden de grafemen aangeleerd die gekoppeld zijn aan makkelijk uit te spreken klanken, die duidelijk auditief te onderscheiden zijn: i, k, m, s, o, oo, a, aa en p komen dus eerder aan bod dan d, h, r, ui, of g. Daarom worden sterk op elkaar lijkende grafemen, zoals b en d of ie en ei, niet kort na elkaar aangeleerd.
Die elementaire leeshandeling, dus het lezen van woorden waarbij de schrijfwijze helemaal correspondeert met de klankstructuur, volstaat echter niet als leestechniek. Veel woorden in het Nederlands zijn immers niet klankzuiver. Denk bijvoorbeeld maar aan het woord /bed/ waar je een ‘d’ ziet staan op het einde, maar die wordt uitgesproken als /t/. Veel woorden zijn met andere woorden niet klankzuiver. In het voortgezet technisch lezen leren leerlingen daarom ook andere leestechnieken aan, zodat ze ook verdubbelings- of verenkelingsregels (‘kikker’, ‘ogen’) kunnen toepassen, leenwoorden, leenwoorden, meerlettergrepige woorden… kunnen lezen.
Leren lezen steunt dus in eerste instantie op kennis van de grafeem-foneemkoppeling (teken-klankkoppeling) en op inzicht in de klankstructuur van woorden. Het zijn vaardigheden die kinderen niet spontaan verwerven.
Daarom is het van belang vanaf de kleuterklas in te zetten op technische luistervaardigheden. Hoe sterker het klankbewustzijn of fonemisch bewustzijn, hoe gemakkelijker leerlingen de elementaire leeshandeling onder de knie zullen krijgen.